Sinds 1974
Vereniging voor Weerkunde en Klimatologie

De laatste weerflitsen

  • 06:37
    Sluis
    3,2°C
    (6/8) Zwaar bewolkt
    Windrichting: W
    Windkracht: 3 = Matige wind
  • 21:49
    Eesveen
    1,8°C
    (7/8) Zwaar bewolkt
  • 21:07
    Sluis
    4,8°C
    (8/8) Geheel bewolkt
    Windrichting: NW
    Windkracht: 6 = Krachtige wind




Advertenties
Bakker & Co Het magazine voor weerliefhebbers Weerhuisje

Klimaat informatie over Zwitserland

Inleiding
Zwitserland is een land van uitersten: binnen een straal van enkele tientallen kilometers kom je in de buurt van Lugano zowel eeuwige sneeuw als palmbomen tegen. De Alpen vormen in Europa een scheidslijn tussen weersinvloeden uit het noorden en het zuiden. Het Zwitserse heuvel- en bergland heeft veel lokale klimaatverschillen. Zeker als de hoogte op korte afstand snel verandert. Op de bergtoppen valt zoveel neerslag dat daar de grotere rivieren van Europa ontspringen en beneden in het dal moet de landbouw kunstmatige bevloeiing toepassen.

 

Kaart Zwitserland

Geografie
Zwitserland bestaat uit bergen en hooggebergte. Het grootste deel van het land bestaat uit de Alpen. In het westen loopt een bergketen die de Jura heet en duidelijk relatie heeft met de Alpen. Daartussen ligt het Mittelland, een golvende hoogvlakte met vruchtbare landbouwgrond, weidegebieden en deels grote meren.

Jura.
De Jura is een bosrijke bergketen in het westen. De Jura heeft toppen tot 1700 meter hoogte en vormt de westelijke muur van Zwitserland. Het gebied strekt zich uit van Genève in het westen tot Schaffhausen in het noorden. De Jura loopt richting Mittelland steil af. De rivieren hebben diepe kloven in de bergketen gesleten, die op sommige plaatsen 600 meter diep zijn.

Het Mittelland
Het Mittelland, ook wel de Zwitserse Hoogvlakte genoemd, is het gebied tussen de Jura en de Alpen in die in het zuidwesten begint en naar het noordoosten breder wordt. Het gebied is een golvende hoogvlakte met vruchtbare landbouwgrond, weidegebieden en deels grote meren. Het beslaat eenderde van de totale oppervlakte van Zwitserland.

 

Matterhorn

De Alpen

De Alpen zijn een hooggebergte met vele dalen, meren, passen en gletsjers. De Alpen in Zwitserland tellen meer dan honderd bergtoppen met een hoogte van meer dan drieduizend meter. Ruim dertig bergtoppen zijn hoger dan vierduizend meter. De hoogste toppen komen voor aan de grens met Italië.

Daar liggen de Matterhorn (4478 meter, hier rechts op de foto), Weisshorn (4505 meter), Dom (4545 meter), Mischabel (4545 meter) en de allerhoogste top: Dufourspitze (4634 meter). Bijna 2000 vierkante kilometer in Zwitserland is bedekt met ijs van 140 gletsjers.

De belangrijkste gletsjers zijn te vinden in drie gebieden. De gletsjers hebben een lengte van vijf tot tien kilometer. De grootste gletsjer is de Grosse Aletschgletsjer met een oppervlakte van 117 vierkante kilometer die van de Aletschhorn afkomt. Deze gletsjer is 23 kilometer lang en 900 meter diep. Gletsjers komen niet voor onder de 2000 meter.

Waterstromen
De Alpen bestaan verder uit dalen met rivieren, beekjes en watervallen. Op sommige plaatsen zijn meren ontstaan. De Rijn is de belangrijkste rivier van Zwitserland. Bij Schaffhausen ligt de grootste waterval van Europa. De Rhône ontspringt in het zuidwesten van Zwitserland. Water uit dit deel van het land wordt naar de Middellandse Zee gevoerd. Het oosten van Zwitserland ontspringt de Inn en in het zuiden de Ticino die via de Po naar de Middellandse Zee stroomt. Alle Alpenrivieren stromen door grote meren, waardoor de waterstand wordt gereguleerd en de rivier van puin en slib wordt gezuiverd.

 

Flora
Zwitserland heeft een rijke wisselende flora die afhankelijk is van de hoogte. In de lagere delen tot 700 meter komt loofbos voor. Daarna komen in de Alpen naaldbossen voor die boven de 2300 meter overgaan in een toendra-achtige vegetatie met dwergstruiken. Nog iets hoger komen de zogenaamde alpenweiden voor. Uiteindelijk komen op de besneeuwde bergtoppen geen planten meer voor.


HotelKlimaat
In Zwitserland heerst een hooggebergteklimaat in de bergen van de Alpen en de Jura. In de lage delen van het land heerst een zeeklimaat. Het weer staat hier uiteindelijk nog steeds onder invloed van de Atlantische Oceaan.

Temperatuur
Afhankelijk van temperatuur en vochtigheidsgraad daalt in de bergen de temperatuur bij elke honderd meter gemiddeld een halve graad. Hoe hoger men komt, des te groter de kans op vorst. Boven de 1500 meter heerst het hooggebergteklimaat.

Kenmerkend zijn de grote temperatuurverschillen tussen dag en nacht, door de ijle lucht stijgt de temperatuur overdag snel. Boven de 1800 meter komt de gemiddelde temperatuur in de zomer niet veel hoger dan 10°C.

De gemiddelde jaartemperatuur is in de Alpen beduidend lager dan in de Jura en het Mittelland. Gemiddeld is het in Zwitserland kouder dan in Nederland. De gemiddelde temperatuur is ook afhankelijk van de helling. Een noordelijke of een zuidelijke helling zorgt voor een flink temperatuurverschil.

Ook de dalen zijn doorgaans warmer en bij de zuidelijke Zwitserse meren is het klimaat soms zelfs Mediterraan. Dit wordt veroorzaakt door de beschuttende werking van de bergen. De zonnestralen die door het water worden teruggekaatst komen ten goede komt aan de onmiddellijke omgeving van het meer. De warmste plek is Lugano aan de zuidkant van de Alpen, maar nog wel grondgebied van Zwitserland. Hier is de gemiddelde jaartemperatuur 11,3 graden. St. Moritz op 1850 meter hoogte heeft een jaartemperatuur van 0,6 graden en in Säntis op 2490 meter hoogte bij Liechtenstein is het gemiddeld -2,3 graden. Met -7,9 is Jungfraujoch de koudste plaats van Zwitserland.

In Geneve en Lugano is het zomers overdag 25 graden. De allerhoogste temperatuur in Zwitserland is gemeten in Grono. Op 11 augustus 2003 werd het hier 41,5 graden.

 

In januari vriest het in het hele land met in St. Moritz een gemiddelde minimumtemperatuur van -17,7 graden. In de winter koelt het in de dalen flink af en er ontstaat mist die lang blijft hangen. De bergen krijgen dan wel met zon te maken en worden verwarmd. Het gevolg is dat vlak boven de mistlaag de temperaturen hoger zijn, dan in het dal.

De laagste temperatuur ooit in Zwitserland bedroeg -41,8 graden en kwam voor op 12 januari 1987 in La Brévine.

Neerslag
Zwitserland ontvangt jaarlijks veel neerslag. Vooral de hoge bergtoppen zijn nat. Luchtstromingen die bij depressies horen, worden bij Zwitserland omhoog gedwongen. Hierdoor ontstaat stijgingsregen.

De west- en noordzijde van de Alpen en de westzijde van de Jura zijn de natste gebieden in het land. Jaarlijks valt hier meer dan 1200 millimeter regen. Vooral de Jura vangt de eerste klappen op, maar omdat de Alpen hoger zijn valt daar meer neerslag. De Berneralpen met de bergen Jungfrau en Aletschhorn vangen jaarlijks meer dan 2000 millimeter regen op.


BergmeerOok het gebied rond de Rheinwaldhorn is nat met meer dan 2000 millimeter per jaar. Deze berggebieden zijn de brongebieden voor de Rijn en de Rhône. De werkelijke hoeveelheden verschillen per berg enorm. Omdat het meeste als sneeuw valt en weer opwaait wordt het op deze hoogte steeds moeilijker neerslag te meten. Van een lagere bergtop Säntis die met 2500 meter hoogte bij Liechtenstein ligt is wel een betrouwbare meetreeks bekend. Hier valt jaarlijks 1811 millimeter. Elke maand valt ruim 100 millimeter en vooral juli en augustus zijn nat met meer dan 200 millimeter regen.

In de dalen valt vaak beduidend minder neerslag. Vooral in Wallis waar de Rhône ontspringt is het een stuk droger. Zo valt in Sion gemiddeld 600 millimeter per jaar, maar dertig kilometer verderop op de berg Rochers de Naye valt gemiddeld 2600 millimeter. Ook in de dalen van Graubünden, waar de Inn naar Oostenrijk stroomt zijn tijdens de zomermaanden vaak regenarme periodes. Buien die boven de bergen ontstaan, blijven daar vaak hangen.

In sommige dalen wordt voor de landbouw kunstmatige bevloeiing toegepast. In de dalen van Ticino valt de regen in korte heftige buien, maar is de zon ook volop aanwezig. Het Mittelland ligt aan de droge zijde van de Jura. Toch valt hier jaarlijks 1000 tot 1100 millimeter regen.

De allerhoogste etmaalsom in Zwitserland werd gemeten in Camedo. Hier viel op 10 september 1983 414 millimeter regen. Het natste jaar staat op naam van Mönchsgrat. In een periode van 12 maanden viel in 1939/1940 5910 millimeter neerslag.

 

Sneeuw
Hoe hoger het landschap, hoe kouder het wordt. De meeste neerslag in de Alpen valt als sneeuw. De grens van de eeuwige sneeuw ligt op 3200 meter hoogte. Afhankelijk van het jaargetijde sneeuwt het ook in lagere gebieden. Zomers varieert de nulgradengrens tussen 3000 en 5000 meter. Bij regenachtig weer zakt deze zo nu en dan tot 2500 meter of iets lager.

 

Aan de onderzijde van de eeuwige sneeuwgrens verdwijnt sneeuw in de vorm van lawines of smelt het langzaam af in de vorm van gletsjers. Op de allerhoogste bergtoppen in de Alpen valt de neerslag altijd als sneeuw. Dat gebeurt op meer dan de helft van het jaar.

 

De Jura kent beduidend minder sneeuwdagen, maar wel op gemiddeld een dag of vijftig per jaar. Het sneeuwarmst is het dal waar de Rhône door stroomt. Op maximaal dertig dagen per jaar wordt hier sneeuw waargenomen.

Zware verse sneeuwval maakt de kans op droge- of stuiflawines groot. Vers gevallen, fijne, droge sneeuw schuift plotseling met grote snelheid van 200 tot 300 kilometer per uur als een dikke wolk over de bevroren ondergrond langs de steile helling omlaag. Een gering geluid als een schreeuw of een claxon zet de sneeuwmassa in beweging.

Zwitserland is door het klimaat een echt wintersportgebied. Skieen, snowboarden, langlaufen, winterwandelen, alles is mogelijk. Het land telt honderden skigebieden of mogelijkheden voor langlaufen. De populairste wintersportgebieden voor de vakantieganger zijn Wallis, Graubünden en het Berner Oberland. Grote skigebieden zijn Quatre Vallées en de Portes du Soleil.

Het allerhoogste sneeuwdek in Zwitserland werd gemeten in april 1999. Toen lag in Säntis een sneeuwdek van 816 centimeter.

Onweer
De Jura en het Mittelland zijn rijk aan onweer. Het zijn de actiefste onweersgebieden van Europa. In de Jura ontstaat onweer omdat veel buien worden getriggerd door de stijging van het landschap. Het Mittelland ervaart hetzelfde, maar dan door de stijging van de Alpen. In de Alpen neemt het aantal onweersdagen per jaar razendsnel af. In het dal van de Rhône en het oostelijke Graubünden onweert het op minder dan 10 dagen per jaar.

Zonneschijn

De zon schijnt in Zwitserland tussen de 1500 uur in het centrum en de 2000 uur in het zuiden. In Lugano schijnt deze het meeste. Deze plaats ligt alweer aan de zuidkant van de Alpen en wordt omringd door Italië. De dalen langs de Rhône staan ook bekend als zonnig, terwijl de bergtoppen snel in mist en nevel zijn gehuld. Andersom kan ook voorkomen, maar gebeurt minder.

De lokale winden
Het bergachtige terrein en de temperatuursverschillen op korte afstanden zijn uitermate geschikt voor het ontstaan van berg- en dalwinden. Vaak gaat het hier om een dagelijkse gang, zoals wij ook tussen land en zee aan de kust kennen. Overdag stijgt de warme lucht uit het dal op en waait een dalwind. In de nacht daalt de koude lucht en staat een bergwind. Deze winden zijn lokaal van karakter. In de Jura komen valwinden voor. Bij een luchtdrukwijziging gaat de lucht de Jura over en stort zich naar beneden.

 

41_zwitserland_fohn.jpg

De Föhn
Met een zuidelijke wind in Zwitserland kan de Föhn ontstaan. Het is een warme en droge valwind die vooral in het voorjaar voorkomt. Door een föhnwind stijgt de temperatuur in enkele uren met meer dan tien graden. De verwarming ontstaat doordat aan de loefzijde van de berg condensatiewarmte vrijkomt wanneer er neerslag valt. Daardoor is de wind aan de lijzijde op een bepaalde hoogte warmer dan op dezelfde hoogte aan de loefzijde. De wind gaat waaien tijdens een hogedrukgebied boven de Balkan en een lagedrukgebied boven Frankrijk, de westelijke Alpen of boven de Golf van Genua. In de zuidelijke Alpendalen gaat dit gepaard met sterke stijgingsregens.

De Bise
De Bise is aanwezig in de buurt van Genève en vooral in het Franstalige gebied. Onder sturing van een hogedrukgebied boven Midden Europa wordt vanaf het meer van Genève wind aangevoerd via het dal waar de Rhône stroomt. Door de steile wanden van de bergen ontstaat een tunneleffect en wordt een windkracht 7 bereikt. De wind is droog en in de winter koud. Deze noordoostenwind waait vooral in de winter en lente.

De allerhoogste windsnelheid werd op 27 februari 1990 gemeten op Jungfraujoch. Het weerstation daar registreerde een windsnelheid van 285 kilometer per uur.

 

Weerlinks:

Het klimaat van Duitsland

Het klimaat van Oostenrijk

Het klimaat van Frankrijk

Het klimaat van Italië

13-01-2013 | Klimaat_Europa | 41
  • 20/11 14:30 Kees:
    In Eindhoven-Welschap even een wit landschap na een hevige sneeuwbui.
  • 19/11 10:38 Marcel:
    19mm regenin Luyksgestel, actueel droog, 10.1C
  • 19/11 10:06 Renée:
    een dun laagje sneeuw bedekt de grond en de daken in Beilen, de wegen zijn glibberig.
  • 19/11 09:29 Gert:
    Ook in Scheemda de eerste (natte) sneeuw van het seizoen.
  • 19/11 08:07 Jan:
    Vanochtend in Winsum de eerste (natte) sneeuw van het seizoen.
Bekijk het archief
Do 21 november 2024
Bezoekers online
Er zijn 1 gast en 5 leden aanwezig: Björn, Gert, Lilian, Marcel, Tjitske
Inloggen