Klimaat informatie over Nieuw-Zeeland
Klik op de vlag voor de meteorologische dienst.
Inleiding
Nieuw-Zeeland heeft een zeeklimaat met in het noorden subtropische eigenschappen. Door de combinatie van bergen en een stroming over de warme zee valt plaatselijk veel regen. In de bergen ligt eeuwige sneeuw en zijn er gletsjers. Hier heerst een hooggebergteklimaat. In sommige beschutte dalen op het zuideiland heerst een continentaal klimaat.
Geografie
Nieuw-Zeeland bestaat uit een Noordeiland en een iets groter Zuideiland. Verder heeft het land enkele kleine eilanden voornamelijk ten zuiden van de twee hoofdeilanden. Dit zijn het Stewarteiland, de Chathameilanden en een aantal onbewoonde eilanden zoals Campbell, Bounty, Antipodes, Snares en Kermadec.
Nieuw-Zeeland is acht keer zo groot als Nederland en ligt op 1400 kilometer afstand van Tasmanië (Australië). Tussen het meest noordelijke punt op het Noordeiland en het meest zuidelijke punt op het Stewart eiland zit een afstand van 1600 kilometer. De maximumbreedte op het noordeiland bedraagt 450 kilometer. Wellington is de zuidelijkste hoofdstad ter wereld
Driekwart van de oppervlakte van Nieuw-Zeeland ligt boven de 200 meter hoogte. Nieuw Zeeland heeft ruim 200 bergtoppen met hoogtes tot meer dan 2300 meter. Veel toppen dragen eeuwige sneeuw.
De meeste bergen op Noordeiland zijn van vulkanische oorsprong. De belangrijkste kraterkegels zijn de Mount Egmont (2518 meter), de Ruapehu (2797 meter), de Ngauruhoe (2291 meter) en de Tongariro (1986 meter). Sommige vulkanen zijn actief.
De hoogste bergtop is Mount Cook (3766 meter) in de Nieuwzeelandse Alpen op het Zuideiland. Andere hoge bergen zijn Mount Dampier (3440 meter) en de Mount Tasman (3499 meter).
In de Nieuw-Zeelandse Alpen ligt een aantal spectaculaire gletsjers. De grootste gletsjer is de Tasmangletsjer met een lengte van 28 kilometer.
Klimaat
De seizoenen zijn in Nieuw-Zeeland tegenovergesteld aan die in Nederland. Het is zomer van december tot en met februari en winter van juni tot en met augustus. Van het noorden naar het zuiden wordt het steeds kouder.
Nieuw-Zeeland heeft een zeeklimaat met in de bergen een hooggebergteklimaat. In het noorden is het subtropisch. De grens hiervan is niet scherp. De aanwezigheid van een bergketen dicht aan zee heeft grote gevolgen voor het klimaat. Het weer komt uit het westen. Vochtige luchtmassa's hebben duizenden kilometers over zee afgelegd en ineens zijn daar de bergen ven Nieuw-Zeeland.
De verschillen zijn over korte afstand duidelijk waarneembaar. In sommige binnenlandgebieden heerst klimaat dat veel wegheeft van een landklimaat. Hier varieert de temperatuur per seizoen en per dag enorm. Ook slaat het weer snel om. Nieuw-Zeeland staat bekend om het wisselvallige weer. "Four seasons in one day" is spreekwoordelijk voor Nieuw-Zeeland.
Temperatuur
De jaargemiddelde temperatuur neemt af van 15 graden in het noorden tot 10 graden in het zuiden. De temperatuur daalt 2°C per 300 meter stijging. Op de bergtoppen vriest het permanent. Zomers is het in het noorden overdag 23 graden.
Aan de oostkant van de bergen op beschutte plaatsen wordt het soms in de zomer 30 graden. In zeer uitzonderlijke situaties wordt het warmer en de hoogste temperatuur die in Nieuw-Zeeland werd gemeten kwam voor op 7 februari 1973. Toen steeg het kwik op drie verschillende plaatsen op het zuidelijke eiland tot 42,4 graden. Het noordelijke eiland kwam die dag niet hoger dan 39,2 graden in Ruatoria.
De verschillen in aantallen vorstdagen zijn enorm over kleine afstand. Het Albert Park in Auckland heeft één keer in de afgelopen 65 jaar een minimumtemperatuur lager dan nul graden meegemaakt. Enkele kilometers vlakbij en hoger vriest het permanent.
Op de hogere gedeeltes van het noordeiland vriest het 's winters regelmatig. De laagste temperatuur die hier werd gemeten was -13,6 graden op 7 Juli 1937. Het zuidelijk eiland heeft meer vorstdagen en de laagste waarde werd gemeten op 3 juli 1995. Toen daalde de temperatuur tot -21,6 graden.
Regenval
Nieuw-Zeeland heeft veel te maken met stijgingsregens. Vochtige lucht wordt over een warme zee aangevoerd en omhoog gestuwd tegen bergen van soms drie kilometer hoogte. Gemiddeld over het hele land valt jaarlijks tussen de 600 en 1500 millimeter per jaar. Achter de bergen aan de lijzijde valt 300 millimeter per jaar. Op de natste plaats in de Southern Alps valt jaarlijks 8000 millimeter.
Neerslag valt in alle seizoenen. Behalve in het noorden waar in de winter twee keer zoveel regen valt dan in de zomer. Op het noordelijke eiland valt op 130 dagen per jaar meer dan 1 millimeter neerslag. Aan de oostzijde is dit op 110 dagen. Op het zuideiland valt aan de oostzijde op 80 dagen per jaar neerslag en aan de west- en zuidzijde op 200 dagen per jaar. Vooral Stewart Island heeft veel regendagen.
De hoogste ermaalaftapping kwam voor in Hokitika op 21-22 januari 1994. Toen viel 682 millimeter regen. Jaarlijks valt hier 6000 millimeter neerslag.
Overzicht neerslagextremen
|
|||
---|---|---|---|
periode
|
hoeveelheid in mm
|
locatie
|
datum
|
10 minuten
|
34
|
Tauranga
|
17 april 1948
|
1 uur
|
107
|
Whenuapai
|
19 februari 1966
|
12 uur
|
473
|
Hokitika
|
22 januari 1994
|
24 uur
|
682
|
Hokitika
|
21-22 januari 1994
|
48 uur
|
1049
|
Cropp River
|
12-13 december 1995
|
maand
|
2927
|
Cropp River
|
december 1995
|
jaar
|
16617
|
Cropp River
|
1998
|
365 dagen
|
18442
|
Cropp River
|
29 oktober 1997- 29 oktober 1998
|
Sneeuw
Op het noordelijke eiland ligt de eeuwige sneeuwgrens boven de 2500 meter. In de winter daalt de sneeuwgrens tot rond de 600 meter hoogte.
De eeuwige sneeuw is op het zuidelijke eiland te vinden boven de 2000 meter hoogte. Op sommige plaatsen aan de westkant is gletsjerijs te vinden tot op 300 meter hoogte.
In het binnenland en aan de oostzijde van het zuidelijke eiland is sneeuwval heviger en sneeuwt het vaker op lagere hoogtes. Aan de lagere delen van de oostkust sneeuwt het op enkele dagen per jaar. Soms blijft de sneeuw hier ook op zeeniveau liggen. Aan de westkust blijft sneeuw nooit liggen op zeeniveau.
Onweer, hagel en windhozen
Onweer komt op 15 tot 20 dagen per jaar voor. Vooral aan de noord- en westzijde van het land is dit het geval. Aan de oostkust van het zuidelijke eiland onweert het op slechts 5 dagen per jaar.
Jaarlijks wordt Nieuw-Zeeland getroffen door gemiddeld negen zware hagelbuien. In sommige jaren zijn dit er 20 per jaar. De zware hagelbuien komen in het hele land voor. Er is een voorkeur voor de omgeving van Christchurch, Napier en Nelson. De meeste hagelbuien hebben kleine stenen, maar schade is goed mogelijk. Zeker voor de wijnbouwgebieden van Nieuw Zeeland.
Wind- en waterhozen worden op 20 dagen per jaar waargenomen en hangen samen met de onweersbuien.
Wind
De overheersende windrichting is westelijk. Reden is dat het land ten zuiden van een hogedrukgordel ligt en ten noorden van de altijd lage luchtdruk rond Antarctica. In sommige maanden waait een oostenwind. In het noorden van het land is de wind doorgaans zuidwestelijk.
De bergen op het zuidelijke eiland blokkeren de westenwind. Veel lucht wordt omhooggedreven door de bergen, waardoor aan de andere zijde een droge föhn waait. Dit is op beide eilanden het geval. Op het zuidelijke eiland staat deze föhn bekend als Nor'wester.
In de straat Cook tussen de twee eilanden in waait juist een hardere wind. Het is vergelijkbaar met een schoorsteeneffect. In Wellington is het winderig. Op gemiddeld 173 dagen per jaar bereikt de windkracht stoten tot 60 kilometer per uur.
De meeste kustplaatsen hebben in de zomer en lente te maken met zeewind. Vooral aan de oostkant valt zeewind op, omdat de windrichting afwijkend is van het heersende windveld. De zeewind ontstaat door het temperatuurverschil tussen land en zee en de beschutting die de bergen bieden tegen de overheersende westenwinden. In Canterbury komt door de zeewind net zoveel een oostenwind voor als westenwind.
Tropische cyclonen bereiken Nieuw-Zeeland niet vaak. Als dit toch het geval is dan wordt vooral het noorden getroffen. Meestal gaat het om restanten die een grote hoeveelheid regen met zich meebrengen, maar door het koudere zeewater van 18 graden heeft de orkaan al veel kracht verloren.
Zonneschijn
De zonnigste plaatsen zijn Blenheim op het Zuidereiland en Whakatane in het noorden. Jaarlijks schijnt de zon hier 2350 uur per jaar. Het grootste deel van het land heeft jaarlijks 2000 uur zon. Zelfs het regenrijke westen haalt nog 1800 zonuren per jaar. In het zuiden schijnt de zon 1700 uur per jaar. Nieuw-Zeeland heeft veel uren zon gedurende de wintermaanden. Opvallend is dat het doorgaans minder zonnige zuidereiland absolute recordhouder is. In 1931 scheen in Nelson de zon 2711 uur.
Vochtigheid
De gemiddelde vochtigheidsgraad schommelt landelijk tussen de 65 en 85 procent. Lagere waardes tussen de 30 en 5 procent zijn af en toe mogelijk. Vooral in de Southern Alps waar een föhn kan opsteken (De Canterbury Nor'wester).
Weerlinks: