Sneeuwradar
Sneeuwradar
Op sommige websites die radarbeelden laten zien wordt de mogelijkheid van "sneeuwradarbeelden" geboden. Er valt lang niet altijd sneeuw wanneer de "sneeuwradar" dit aangeeft, maar waarom? Hoe komen "sneeuwradar" beelden tot stand?
Neerslagradar
Het beeld op de neerslagradar bestaat meestal uit de reflecties van microgolven (in het golflengtebereik van 3-10 cm) aan neerslagdeeltjes. In West-Europa streeft men ernaar om zoveel mogelijk rond 1500 m hoogte te meten. Op grotere afstand van de radar (ca 100 km en verder) is dat niet mogelijk (door de kromming van het aardoppervlak) en ligt de meting hoger in de atmosfeer.
Kan een radar sneeuw van regen onderscheiden?
Sommige nieuwere soorten weerradars kunnen neerslag in de vaste vorm van neerslag in de vloeibare vorm onderscheiden. Dit zijn de zogenaamde Dual-Polarisation radars. Dit soort radars zijn momenteel in Europa op sommige plaatsen al in gebruik. De radars in Nederland kunnen dit niet. Ook aan de neerslagsoortmetingen met de nieuwe Dual Polarization radars zit een grote maar: Er wordt op 1500 m of hoger gemeten. Dat zegt dus vooral iets over de neerslagsoort op 1500 m. Onderweg naar de grond gebeurt nog van alles met de neerslag. Smelten (meestal dus); gedeeltelijk smelten en opnieuw bevriezen. (ijsregen). Omdat hagel veel sneller valt dan sneeuw en dus onderweg minder aan smeltprocessen onderhevig is, zijn Dual-Polarisatie radars vooral geschikt om (grote) hagelstenen te detecteren.
Sneeuwradarbeelden
Sneeuwradarbeeld West-Europa, 9 maart 2013 15 uur l.t. Geel is gemengde neerslag, oranje sneeuw. Bron: Niederslagradar.de |
De "sneeuw"radarbeelden die op sommige websites te zien zijn, komen op een heel andere manier tot stand. De makkelijkste en meest gebruikelijke methode is het combineren van het radarbeeld met waargenomen (nattebol) temperaturen op 2 m. Wanneer de (nattebol) temperatuur lager ligt dan een bepaalde waarde, meestal ergens tussen 1 en 2 graden, wordt de neerslag als "natte sneeuw" weergegeven. (De natteboltemperatuur is de temperatuur die een neerslagelement "ervaart".) Hierbij kan ook nog rekening worden gehouden met de neerslagintensiteit. Bij grotere neerslagintensiteit kan bij een hogere natteboltemperatuur sneeuw vallen. Bij een Tnat kleiner dan 0 wordt sneeuw weergegeven. De temperatuurwaarden voor elk radarpixel tussen de stations in worden door interpolatie berekend.
Bovenlucht
Tot zover eenvoudig. Maar dit gaat lang niet altijd op. Of de neerslag ook werkelijk als sneeuw valt, is afhankelijk van het (nattebol) temperatuurprofiel van de bovenlucht. Wanneer zich op enige hoogte een voldoende dikke warme laag bevindt, smelt de sneeuw geheel en valt regen, al dan niet onderkoeld (als de neerslag lager in de atmosfeer door een laag met Tnat onder nul valt). Halfgesmolten sneeuw bevriest in een koude laag weer en dan krijg je ijsregen.
Temperatuurprofiel waarbij regen, mogelijk met ijzelvorming valt. | Temperatuurprofiel waarbij de neerslag als sneeuw valt. Bron: KNMI |
Correctie met modeluitvoer
Hirlam Uitvoer neerslagsoort. Geldig 9 maart 2013 15 uur MET |
Gedetailleerde informatie over de verticale temperatuuropbouw is niet beschikbaar, daarvoor zijn er te weinig radiosonde- en vliegtuigmetingen. Wanneer je dus op een willekeurig punt iets wil zeggen over de neerslagsoort aan de grond, zul je van modeluitvoer gebruik moeten maken. Het verticale profiel van de natteboltemperatuur kan dan worden gebruikt om de neerslagsoort vast te stellen. Maar ook dit is niet feilloos: de verticale temperatuurinformatie in de modeluitvoer kan afwijken van de werkelijkheid.
Extra correcties met waarnemingen
Een volgende slag kan dan nog correctie met de aan de grond waarnenomen natteboltemperaturen zijn. Maar deze correctie werkt alleen in de onderste 10-tallen tot 100-en meters van de atmosfeer. Nog steeds kunnen hoger in de atmosfeer afwijkingen optreden. Uiteindelijk kun je nog corrigeren met behulp van de waargenomen neerslagsoort. Maar ook hier zitten haken en ogen aan, automatische weerstations meten niet altijd de juiste neerslagsoort.