De extreem koude 14e januari 1987

Al dagen stond er een harde wind pal uit het oosten toen de temperatuur 2 dagen na de jaarwisseling weer begon te dalen: matige vorst in de nacht en temperaturen overdag net iets boven nul. De volgende nachten vriest het, met uitzondering van de 5e januari, dan loopt het kwik overdag zelfs op tot 6 graden boven nul. Maar de vorst ligt op de loer en dinsdag 6 januari is er weer vorst in de nacht en overdag een teruggang in temperatuur naar 2.9 graden.

Maar dan slaat de winter echt toe. De wind blaast nog steeds hard uit oostelijke richtingen en maakt het voor het gevoel veel kouder dan wat de thermometer aangeeft. Woensdag 7 januari vriest het ook overdag en dat zal zo blijven tot en met de 20ste januari. In de nacht van donderdag 8 januari valt er lichte sneeuw maar in Emmen waar ik in de middag verblijf valt lichte regen/ijzel wat de wegen glad maakt. Zaterdag 10 januari vriest het om half drie in de middag 7 graden boven een sneeuwdek die de vorige dag is gevallen.
 
Nog kouder
Zondag 11 januari geeft de minimumtemperatuur –14.1 aan en om 13.00 uur ligt het kwik nog altijd 9 graden onder het vriespunt. Maar het hoogtepunt van de kou moet nog komen. Dat blijkt al op dinsdag als het kwik nog verder zakt en blijft steken op -15.8 graden. De wind is weer aangewakkerd en blaast fel uit het noordoosten. Tot overmaat van ramp stuift het al dagen. Berucht zijn de zandstormen in de Veenkoloniën die menig huisvrouw tot wanhoop drijft. Maar ook landbouwers krijgen het af en toe flink voor hun kiezen wanneer hun bietenzaad op de ingezaaide akkers door de wind wordt weggeblazen. Opnieuw inzaaien betekent een  forse financiële aderlating.

 

Maar de boeren hebben geluk, hun akkers zijn in deze tijd van het jaar nog niet bewerkt. De wind jaagt met volle kracht over de kale landerijen en smijt het stof tegen de huizen en dat dringt door kieren en naden en komt, net als dat bij stuifsneeuw het geval is, de woningen binnen. Beschutting heb ik nergens, dikke zwarte stofwolken verduisteren de hemel die komen aanrollen richting de Pekela’s waar de huizen aan de Esdoornstraat de volle laag krijgen.

 

Ik kan nauwelijks meer uit mijn ogen kijken, je hoort het zand tegen de ramen tikken en de hard bevroren zandkorreltjes geselen mijn gezicht. Daarbij is het koud, steenkoud. De kou dringt met name door tot mijn vingers want al te dikke handschoenen kun je niet dragen want anders is het onmogelijk dunne briefkaarten e.d van de bundel te pakken. Op de radio hoor ik, als ik ergens onderweg koffie drink, dat het in Eelde ruim 15 graden heeft gevroren. Thuis gekomen is een warme douche een verkwikking, vooral wanneer het zand van het gezicht wordt gespoeld. Maar ’s middags tijdens de tweede bestelling wordt alles nog eens herhaald, hetzij in een wat mindere mate omdat ik nu midden in een woonwijk loop die enigszins beschutting biedt tegen wind en zand.

 

Woensdag 14 januari
De wind is nog steeds niet gaan liggen, het lijkt zelfs of ze deze dag nog iets sterker is geworden. Buiten vertoeven is beslist geen pretje, een hond zou je met dit weer nog niet de straat op jagen. Om half vijf in de morgen is het kwikzilver gedaald tot precies 16 graden onder nul. Zeer strenge vorst! Ik sta te klappertanden van de kou als ik deze waarde aflees. De wind buldert om het huis en de kou dringt diep m’n ledematen binnen. Gevoelsmatig is het vele malen kouder dan wat de thermometer aangeeft. Min 16 en bij deze harde, bij vlagen stormachtige wind, is het misschien wel meer dan 30 graden onder nul. Ik heb geen windmeter zodat ik de windchill niet kan meten.

 

Later hoorde ik dat berekeningen hebben uitgewezen dat het die dag meer dan 40 graden onder nul is geweest, althans gevoelsmatig dan. Onder die omstandigheden liepen wij die dag zo’n 6 uur buiten tijdens de eerste en tweede bestelling!

 

Het is nog geen kilometer fietsen naar het postkantoor waar ik stijf van de kou arriveer. Collega’s van ver zien werkelijk paars en blauw van de kou en het duurt geruime tijd eer ze enigszins weer op verhaal komen. Ze zijn tot op het bot verkleumd.

 

Bij enkelen gaat het sorteren van de post uiterst moeizaam, ondanks dikke handschoenen is de kou diep hun handen binnengedrongen. De kantinejuffrouw adviseert hen om hun handen in lauw water te steken en ze flink te masseren, wat het gevoel en bloedsomloop terugbrengt. Wel even heel pijnlijk maar het helpt. De wind is nog geenszins in sterkte afgenomen en het vriest nog streng als we de bestelling ingaan. Grote stofwolken worden door de wind meegevoerd. Het stuift nu bijna al een week en het einde lijkt nog niet in zicht. Gelukkig draag ik een leren jekker, overgehouden uit mijn tijd als telegrambesteller toen ik dagelijks op de Solex reed. Die houdt wind en kou tegen maar door mijn uniformbroek met daaronder nog een pyjama (die meest alle bestellers droegen als het erg koud was) voelt het alsof ik in korte broek rondloop.

 

Aangekomen op mijn eerste besteladres voelen mijn benen aan als stokken. Uit mijn bestellerstas haal ik mijn regenbroek en trek die aan. Altijd had ik regenkleding bij me. Collega’s hadden vaak de gewoonte die met zonnig weer achter te laten op kantoor, immers, regen kwam er toch niet en van die regenkleding had je alleen maar last, redeneerde men. Maar het gebeurde nogal eens dat ze kleddernat op kantoor terugkwamen wanneer een onverwachte regenbui hen had overvallen. Ik ben bang voor bevriezingsverschijnselen, een boterham in mijn leren jas is keihard bevroren evenals de zakdoeken die ik bij me draag. Altijd droeg ik 2 zakdoeken bij me, bij kou geen overbodige luxe vanwege een eventuele loopneus en tranende ogen. Toch bewijst mijn regenbroek weer goede diensten, de kou is minder doordringend.

 

Onderweg wist ik precies wie een thermometer had en waar ze hingen. Vaak ging ik achterom om er een blik op te werpen. De bewoners vonden het heel gewoon en namen er geen aanstoot aan. Gekscherend werd ik wel eens “Anton Pelleboer” genoemd. Op alle mogelijke papiertjes die maar voorhanden waren noteerde ik datum, tijd en temperatuur en waar die gemeten was. Zo was het op de Handelskade om 09.45 uur –14 graden, deze 14e januari 1987.

 

Bevroren
Op de Postkade tref ik mijn schoonvader mopperend aan bij een bevroren waterleiding in de schuur. “Wat een toestand, ook de WC is bevroren”, geeft hij te kennen. “Je bent niet de enige vader, ik heb al drie mensen gesproken die eveneens met bevroren waterleidingen te maken hebben. Heb je geen petroleumstel in de wc gezet vannacht? Weet je, de harde wind is de boosdoener en met een halfsteens muur heb je met dit weer niet veel te vertellen”. “Heeft het erg gevroren vannacht? ”, wil hij weten. “Vanmorgen om half 6 was het –16, en een half uurtje geleden op de Handelskade –14”. “Tjonge, het is dik winter jong. Koffie?”, vraagt m’n schoonmoeder. “Wát koffie, ik zal je een cognac inschenken”, bromt m’n schoonvader, “dat verwarmt de botten”.  Hij loopt naar de kelder en pakt de fles en, in een eigenlijk naar mijn smaak te groot glas, schenkt hij een bel in en schuift het over de tafel naar mij toe. “Wacht, er moet nog bruine suiker in”.

 

De cognac brandde in m’n maag, ik wist dat kou en alcohol niet samengaan, maar had ik er ooit eens last van gehad? In de winter bij het uitbetalen van de AOW schonken de oudjes altijd een borrel, je kon ze bij lange na niet overal consumeren want anders rolde je uiteindelijk  stomdronken van de fiets.

 

Een kennisgeving schrijven was met dit weer een compleet drama, met gekromde vingers probeerde je wat op papier te krabbelen als je bewoners, waarvoor je een pakje, aangetekende brief of ander poststuk had, niet thuis aantrof. De balpen weigerde door de kou constant dienst en een potlood, die ik in deze gevallen altijd bij me droeg was ergens blijven liggen. Door de wind begonnen brievenbussen te klepperen en sommige bewoners hadden die afgesloten zodat je ook nog achterom moest lopen. Velen waren druk in de weer om de extreem koude wind buiten de deur te houden, met kranten of vodden werden kieren en naden dichtgestopt. Buitenkranen waren dik ingepakt om bevriezing te voorkomen. Ondanks dat er voorzorgsmaatregelen waren getroffen, zag ik dat hier en daar toch de hulp van de loodgieter was ingeroepen. De volgende dagen erna hadden ze hun handen vol aan al het werk.

 

Koffie onderweg
Later dan gebruikelijk kom ik op mijn vaste koffieadres aan. De gaskachel staat haast op de hoogste stand en barst bijna uit z’n voegen van de hitte. “Ga maar lekker zitten jong, tjonge wat breng je een kou mee”, zegt Zwaantje meelevend. Ze schuift een stoel aan vlak voor de kachel. “Nee Zwaantje, maar niet zo dicht bij de kachel want anders begint alles te tintelen”. Ik ken dat gevoel wanneer de kou wegtrekt  en de warmte je lichaam binnengolft. Handen, voeten en gezicht kunnen dan erg beginnen te tintelen en dat wilde ik zoveel mogelijk vermijden. “Trek dan je laarzen maar uit, dan zet ik die bij de kachel zodat je straks weer lekker warme voeten hebt”. Zwaantje, je bent een schat”, en met stramme vingers ontdeed ik mij van m’n laarzen.

 

Meende ik op te merken dat ze licht kleurde? “Ben je altijd zo zorgzaam voor de postbode”, bromt Geert haar echtgenoot, vanaf de andere kant van de tafel. “Ben je in de vorstverlet Geert?”. Hij schudt zijn hoofd: “in de ziektewet jong, schouderklachten”. Geert werkte in de bouw als stukadoor maar was sinds een week thuis. “Met spierverslappers en fysiotherapie proberen ze mij er weer bovenop te helpen”, vervolgt Geert. Zwaantje serveert de koffie, snijdt een twee vinger dikke plak cake af en legt die naast het kopje. Ze is een goed uitziende vrouw van achter in de veertig met bruin krullend haar dat tot haar schouders reikt. Maar wat aan haar opvalt zijn haar ogen, gitzwarte ogen die in het schijnsel van de geel rode gloed van de gaskachel af en toe opflikkeren. “Du hast Augen wie eine Zigeunerin”, merkte ik wel eens gekscherend op. Dan lachte ze haar witte tanden bloot.

 

“Er wordt wat gas doorgejaagd de laatste dagen”, zegt Geert. “Ach jong, mijn opoe zei altijd: lekker eten, een lekker bed, en lekker warm zitten zijn voor mij de geneugten des levens. Wat kan jou dat extra beetje gasverbruik schelen, je kan de kachel uitdoen en in bed kruipen maar wil je dat?” Hij grinnikt, en rolt een sigaret, schuift het pakje naar mij toe. “Roken? Nee Geert, ik rook al sinds 4 jaar niet meer. Heb je het in die jaren als postbode nog wel eens kouder meegemaakt?”, vraagt hij vervolgens. “Nou de winter van 1963 was ook niet mals hoor, vergeet niet de 18e januari van dat jaar toen de Elfstedentocht werd verreden. Toen liep ik in de Gasselternijveenschemond bij een eveneens harde wind die de
sneeuw deed opstuiven. Ook toen ’s morgens net als nu 17 tot 18 graden vorst. Werken met bijna bevroren ogen, lopend en ploeterend door de hoog opgewaaide sneeuwduinen. Het voelde alsof stopnaalden uit de lucht kwamen aanvliegen en in je gezicht werden gekwakt. Middageten bij een boer, boerenkool met spekvet. Worst en spek in overvloed van eigen slacht. En wat dacht je van dinsdag 2 januari 1979, weet je nog wel van die beruchte sneeuwwinter. Ook toen diepvriestemperaturen. Daar zal ik je later nog wel eens het een en ander over vertellen.

 

Verbrande klompen
Maar ik heb nog een leuke anekdote uit de beruchte strenge winter van 1963. Het was midden januari, en er werd gefluisterd over een mogelijke Elfstedentocht. Er was al een vergadering voor de rayonhoofden uitgeschreven. Die nacht had het weer streng gevroren en de winter zat vast in het zadel. Het was koud die dag toen ik op mijn route een café binnenstapte om de post af te leveren. Ik struikelde haast over een paar gele klompen die  met hooi gevuld voor de deur stonden.

Rondom de grote potkachel midden in de gelagkamer, zaten 4 mannen. Ik legde de post op de tapkast en Tine, de kasteleinsvrouw , vroeg of ik koffie wilde. “Graag Tine, met dit weer gaat een bakkie er wel in”. “Dacht ik ook jong”, ze schonk een kopje vol en reikte me die aan. “Kom er bij zitten postbode”, zei Piet Brongers, een van de aanwezigen en schoof een stoel bij. De andere jongens waren Frits Blommers, bouwvakker, Kees van der Laan stratenmaker, en varkenskoopman Job van der Linde.

Diens vrachtwagentje had ik al voor het café zien staan toen ik binnenkwam. Ik kende Job vrij goed, want we kwamen elkaar tijdens ons werk nog wel eens tegen met name op boerenhoeven waar Job zijn biggen sleet. Job was getrouwd maar de overige drie waren vrijgezel en waren vaak in hun stamcafé te vinden. Door de aanhoudende vorst liepen ze in de vorstverlet.

Piet Brongers, een gezette vent van begin 50 leunde achterover in z’n stoel met de duimen achter zijn bretels. De voeten had hij op de kachelring geplant en ik nam naast hem plaats. Hij wenkte Tine de kasteleinsvrouw die kwam aansloffen om de bestelling op te nemen. “Doe ons nog maar het zelfde recept Tine, en eh, wat kan ik jou aanbieden gleuvengluurder?” De anderen schieten in de lach. “Ik heb de koffie nog niet eens op Piet, sla mij maar even over”.

“Niks ervan jong, je bezorgt mij altijd hele fijne post, belastingaanslagen, bekeuringen, en af en toe een rouwkaart als een of ander verre familielid is overleden en ze ome Piet daarvan in kennis stellen. Ze moeten mij te vriend houden want stel je voor dat er later voor hun bij mij nog wat te halen valt. Nou, wat zal het zijn?”

“Nou vooruit, doe dan maar een Berenburgertje”. “Je hebt het gehoord Tine”, zei Piet tegen haar. Tine schommelde  weer naar de tapkast om de drankjes in te schenken. “Het is hier ook niet bijzonder warm jongens”, merkte Frits Blommers op. “Ik heb gewoon kouwe voeten”.

 

Heb ik geen last van”, zei Kees van der Laan, “want ik heb net nieuwe klompen gekocht, echte Van Goors klompen en ik heb er tegen de kou een handvol hooi in gestopt. Had je ook maar moeten doen Frits, die dunne laarsjes van jou jaagt de kou in je botten”. “Toe maar, nieuwe klompen, van die mooie geelgelakte Kees? Waar staan ze jong, ik heb ze nog niet gezien”. “Buiten voor de deur, je denkt toch niet dat ik bij Tine met klompen aan het café binnenkom?” “Wacht, ik pak ze wel even”, zei Job de varkensboer”. Hij stond op en kwam even later met de klompen terug. “Kijk eens jongens, wat een pracht exemplaren, daar is nog geen kilometer mee gelopen en er zit een lading hooi in waar een konijn de hele dag van kan smikkelen”.

Job zat recht tegenover de kachel en nam weer plaats. Maar jij had toch kouwe voeten Frits?” Man, praat me er niet van”, bromde Frits die de brand in een sigaar stak. “Wacht maar jong, we zullen de kachel eens lekker gaan opporren met deze twee mooie houtblokken”, zei Job. En voor iemand besefte wat er gebeurde opende hij de kacheldeur en flikkerde één voor één de klompen de kachel in. Achter de tap sloeg Tine een hand voor haar mond van schrik. Over mijn broek morste ik koffie, het dikke lijf van Piet Brongers schudde van het lachen en zijn bulderde lach vulde de gelagkamer en moet buiten te horen zijn geweest. Frits Blommers hapte naar adem, z’n aangestoken sigaar rolde over de rood geverfde houten vloer.

 

Kees van der Laan vloog achter de kachelpijp vandaan en stamelde beteuterd, “verrek man wat doe je nou, mijn klompen. Je gooit zes en een halve gulden de kachel in”. Onverstoorbaar stond Job op, liep zonder een spier van zijn gezicht te vertrekken naar de kapstok waar z’n leren jekker hing, haalde zijn geldbuidel er uit en gaf Kees het aankoopbedrag van de klompen terug.  “Tine, zei hij op kalme toon, “Kees is helemaal van streek, geef hem gauw een hartversterkertje. En wij lusten er ook nog wel een, nietwaar jongens?”.

 

Geert sloeg zich op de knieën van pret, uit Zwaantje’s zwarte ogen biggelden de tranen. Ik trok mij laarzen weer aan, wenste Geert beterschap, bedankte hen voor de koffie en stapte de vrieskou weer in.

 

Als ik weer buiten sta is het alsof een emmer ijskoud water over mij wordt leeggegoten. Binnen was het 22 graden maar buiten vriest het nog altijd 12 tot 13 graden, wat een verschil maakt van zo’n 35 graden. Ik voel de kou  m’n longen binnendringen en het stof prikt meteen weer in m’n ogen. Om 12 uur zie ik aan het eind van m’n morgenbestelling dat een thermometer op het Zeelandstreekje nog altijd –12 aanwijst.

 

Koudste dag?
Bij terugkomst op het kantoor zitten collega’s in de kantine tegen de verwarming geklemd, koud tot op het bot. Sommige kampen met bevriezingsverschijnselen aan handen en oren. Zelf heb ik een raar gevoel in mijn billen. We sorteren en zetten de post voor de middagbestelling. Ik heb loop Gietermond, wat zowat tien kilometer heen en terug is. Normaal fietsen we dat hele stuk eerst, maar gezien de omstandigheden besluit ik de bestelling om te gooien om te kunnen beginnen met wat normaal het eindpunt is.

Het zal een van de allerkoudste bestellingen worden die ik ooit heb uitgevoerd. Door de extreme wind is de kou intens. Vooral als ik met een zucht van verlichting de post in de laatste brievenbus laat glijden volgt nog een laatste martelgang, bijna 10 km fietsen terug naar kantoor. Waarschuwingen over binnen blijven werden in die tijd nog niet zoveel uitgevaardigd, maar zou mijn werkgever daar ook gevolg aan hebben gegeven? De post moest immers rond. Bedrijven staan op hun achterste benen als er een dag niet wordt besteld.

 

Als ik die dag thuiskom ga ik voor mijn vrouw letterlijk en figuurlijk met de billen bloot. Ze ziet witte vlekken op mijn achterste die er bleek uitziet en koud aanvoelt. Onder een warme douche hoop ik dat het gevoel terugkeert. In een grote teil met warm water ga ik daarna zitten en merk tot mijn vreugde dat het gevoel na een poos langzaam terugkomt. Het begint ongelooflijk te tintelen en dan weet ik dat het pleit in mijn voordeel is beslecht. Andere collega’s houden echter blijvende herinneringen over aan deze extreme dag. Jarenlang daarna hadden ze, met name ’s zomers als het erg warm was, last van jeukende handen en oren. Bij mij is het gelukkig goed gekomen maar voor hetzelfde geld was het dubbeltje de andere kant op gerold. Wie weet wat er was gebeurd als ik niet de ingeving had gekregen om mijn regenbroek aan te trekken…….

 

Ja, het was een gedenkwaardige dag, deze 14e januari 1987.
Die dag bleef de minimumtemperatuur in Stadskanaal steken op 17.4 graden onder nul. Het was de koudste dag tijdens deze koudegolf die duurde van 10 tot 19 januari 1987. In mijn geboortejaar 1942, was het nog veel kouder. Ook 1929 kende een extreme koudegolf in februari waar mijn vader, als we in de winter met z’n allen rond de kachel zaten, nog wel eens over verhaalde. Maar het koudst was februari 1956. Die heb ik als 14-jarige jongen zelf meegemaakt, de allerkoudste februarimaand uit de weergeschiedenis en met overvloedige sneeuwval. Maar daarover gaat misschien een volgend verhaal.

Nieuwsfeiten winter 1987
Hier nog enkele nieuwsfeiten uit de winter van 1987 op een rijtje:


Op 15 januari vriest het om 05.00 uur –11 graden, aanmerkelijk minder dus dan de vorige dag toen het rond -16 was. Op 16 januari wordt de Westerwolderit verreden, een toertocht over verschillende afstanden. Ook vond deze dag het Nederlands Kampioenschap Marathon plaats in Eernewoude, dat gewonnen werd door Hilbert van der Duim.

 

Op 17 januari wordt in de provincie Groningen de Oldambtrit verreden met als winnaar Henk Ensing uit Gieten. Zondag 18 januari vindt in Giethoorn de Holland-Venetiëtocht plaats die gewonnen wordt door Rene Ruitenberg, op de 2e plaats eindigde Edward Hagen. Maandag 19 januari staat de Elfmerentocht op de kalender en deze heeft 20.000 deelnemers.

 

De Noorderrondrit vindt op 20 januari plaats over een afstand van 150 km door het vlakke Groningerland. Winnaar: Harrie Kiers, 2 Henk Ensing, 3 Piet Kleine. In Groningen wordt op 17 en 18 februari het Europees Kampioenschap hardrijden op de schaats voor dames afgewerkt.  1. Andrea Ehrig, 2 Yvonne van Gennip, 9 Marieke Stam, 11 Grietje Mulder.

 

Op 2 maart 1987 wordt Noord-Nederland getroffen door een ijzelramp van ongekende omvang. Miljoenen guldens schade is het gevolg. Bomen en elektriciteitsmasten knappen als lucifershoutjes af. In de bossen is het vanwege de ijzel levensgevaarlijk. De maartmaand is bijzonder koud, het levert in Stadskanaal 20 vorst- en 6 ijsdagen op. Wat uniek mag worden genoemd. Laagste temp: 3 maart 1987 –11.6 graden. Hoogste temp: 27 maart 7.3 graden.

 

 

Door Anton de Wijk,
postbode te Stadskanaal van 1959 – 1999.


________________________________________
Alle voorkomende persoonsnamen zijn om privacyredenen veranderd.
Gelijkenissen met nog levende personen rust op puur toeval.
 
Bronnen: KNMI en eigen archief.

 

02-03-2013 | WS_Vrij_HetVerhaal | 409
© 2024 Vereniging voor Weerkunde en Klimatologie