Mist
Bij mist wordt het horizontaal zicht beperkt door fijne waterdruppeltjes die zich in de atmosfeer bevinden.
Benaming |
Zicht
|
---|---|
Nevel | Minder dan 2000 m |
Mist | Minder dan 1000 m |
Dichte mist | Minder dan 200 m |
Zeer dichte mist | Minder dan 50 m |
Mist kan op verschillende manieren ontstaan:
Stralingsmist (grondmist, mistbanken)
Indien er weinig (vooral lage) bewolking is en weinig wind kan het aardoppervlak in de avond sterk afkoelen ("uitstralen"). De luchtlaag net boven het oppervlak zal het sterkst afkoelen. Koude lucht kan minder vocht bevatten; op een gegeven moment zal de afkoelende luchtlaag verzadigd zijn van waterdamp.
Bij een nog verdere afkoeling zal een deel van de waterdamp condenseren tot kleine waterdruppeltjes: er ontstaan -meestal vrij dunne- mistbanken of "grondmist". Aangezien de situatie "stabiel" is (koude lucht onder, warme boven) zal er weinig uitwisseling met hogere luchtlagen plaatsvinden. Dit is de reden waarom de mistlaag meestal dun blijft.
Daarbij komt nog dat de mistlaag als een "deken" werkt en daardoor verdere uitstraling en dus mistvorming afremt. In het winterhalfjaar doen zich soms situaties voor waarbij de zon en wind (menging) overdag niet meer voldoende zijn om de mistbanken op te ruimen. In dat geval kan uiteindelijk een algemene en dikkere mistlaag ontstaan die dagen kan blijven hangen.
Advectiemist
Advectieve mist doet zich vooral voor tijdens het winterhalfjaar wanneer relatief zachte vochtige lucht uitstroomt over een koud landoppervlak. Boven het koude land zal de zachte lucht afkoelen en op een gegeven moment zal de afkoelende luchtlaag verzadigd zijn van waterdamp. Bij een nog verdere afkoeling zal een deel van de waterdamp condenseren tot kleine waterdruppeltjes: mist. Vaak is de mistlaag veel dikker dan in het geval van stralingsmist. Bij weinig stroming in de atmosfeer kan de mist zich soms dagen handhaven. Staat er wat meer wind dan kan de mistlaag overgaan in een laaghangende grijze wolkenlaag.
Landschap en mist
Subtiele verschillen in de landschappelijke kenmerken (zoals bodemsoort, grondwaterniveau, begroeiing, eventuele hoogteverschillen) hebben een grote invloed op het ontstaan van vooral stralingsmist. Zo kan een kleine helling als een tallud van een weg tot gevolg hebben dat de afkoelende lucht "afstroomt" (koude lucht is immers zwaarder dan warmere) naar lagere delen waardoor deze plekken juist gevoelig zijn voor het ontstaan van mistbanken.
Grondmist ontstaat altijd eerder boven bouw- en weilanden dan boven wegen; het is er vochtiger en koelt sneller af. Boven zandgrond komt het sneller tot mistbanken dan boven klei of veen. Dit komt omdat zandgronden sneller afkoelen (meestal zijn klei/veengebieden vochtiger maar dit effect weegt niet op tegen het afkoelings/verzadigingseffect). Zo zijn er nog veel meer voorbeelden te noemen (zie ook hieronder bij "mist waarnemen".
Dicht mist (opname: Martin Bremers)
Mist waarnemen en fotograferen
Gebruik om het horizontale zicht te bepalen opvallende punten in je omgeving waarvan de afstand tot de waarnemingsplek bekend is. Vooral lantaarnpalen kunnen handig zijn omdat ze op vaste afstanden van elkaar staan.
Ga tijdens een rustige heldere avond waarop "mistbanken" worden verwacht eens het vrije veld in en kijk eens naar het ontstaan van de mist. Probeer te verklaren aan de hand van landschappelijke verschillen waarom op de ene plek eerder mist ontstaat dan op de andere. Maak aantekeningen en teken op een topografische kaart de plaatsen in waar het eerst mist onstaat. Je zou dit een aantal keer kunnen herhalen; uiteindelijk zul je instaat zijn om een "mistgevoeligheidskaart" voor het gebied te maken.
Er worden niet zo veel foto's van mistsituaties gemaakt. Op het eerste gezicht is er dan ook weinig eer aan te behalen, immers er is weinig te zien, het is grijs en er is weinig contrast. Toch kun je heel sfeervolle foto's maken als je juist gebruik maakt van het feit dat het zichtsveld zo beperkt is (b.v. bruggen of torens die in de mist verdwijnen). Mistbanken kunnen prachtige landschapsfoto's leveren, vooral als de zon over deze lagen strijkt. Probeer ook eens "boven" een dunne laag mist uit te komen door vanaf een hoge flat of toren foto's te maken.
Nevel en mist zijn indicatoren voor condities waarbij maar weinig menging in de onderste lagen van de atmosfeer optreedt. In het winterhalfjaar kunnen de concentraties van luchtverontreiniginende stoffen gedurende dergelijke situaties behoorlijk oplopen met soms een smog-episode als resultaat.
Relevante links:
Het Brockenfiguur