IJzel en ijsregen

IJzel 2 maart 1987

Op 2 maart 1987 kreeg het zuidwesten van Groningen, Oost-Friesland en Drenthe in achttien uur zo'n 25 tot 35 mm regen bij temperaturen onder nul en wind. Onderstaande fotoserie stuurde Karin Broekhuijsen toe.

IJzel, De Kiel in Drente 1987

Neerslagvormen bij fronten: Regen, sneeuw, ijsregen en ijzel
In de winter kunnen bij fronten allerlei verschillende vormen van neerslag voorkomen. Fronten vormen de scheiding tussen verschillende luchtsoorten. Bij de passage van een koufront wordt warme lucht door koudere vervangen, bij een warmtefront wordt het juist warmer. In de winter zijn deze eigenschappen van fronten vooral op grotere hoogte in de atmosfeer merkbaar. Dichtbij de grond is het onderscheid tussen kou- en warmtefronten in de winter op het eerste gezicht niet zo gemakkelijk te maken.

 

Warme lucht boven koude lucht
Een belangrijke eigenschap van warme lucht is dat deze lichter is dan koude lucht. Warme lucht schuift dus gemakkelijk over een koude luchtlaag dicht bij de grond heen. Dit is wat in Nederland in de winter vaak gebeurt. Omgekeerd komt het voor dat bij een koufront koude lucht langs de grond onder warme lucht schuift, maar dit is in ons land vrij zeldzaam.

 

Natteboltemperatuur
Water kan in de atmosfeer in de vorm van ijs en vloeibaar water (en waterdamp) voorkomen. Dit noemen we de fasen van water.Vloeibaar of vast: het hangt niet alleen af van de temperatuur, maar ook van de vochtigheid. Wanneer er weinig vocht (waterdamp) in de atmosfeer zit raken de druppels of ijsdeeltjes door verdamping van het oppervlak warmte kwijt. Ze krijgen daardoor een temperatuur die lager is dan de luchttemperatuur. Deze temperatuur noemen we de natteboltemperatuur. Door de verdamping koelt de lucht zelf ook af, de nattebol en luchttemperatuur komen dichter bij elkaar te liggen. Een eenvoudige vuistregel: Natteboltemperatuur = (luchttemperatuur+ dauwpuntstemperatuur)/2

 

Neerslagvormen: Regen of sneeuw?
Neerslag bij een front onstaat in de winter meestal ergens tussen 2 en 4 km hoogte als sneeuw. Wanneer nabij en aan het aardoppervlak in een voldoende dikke laag de natteboltemperatuur minimaal enkele graden boven nul ligt smelt de sneeuw en valt er regen, Wanneer de warme laag erg dun is of de natteboltemperatuur dicht bij nul ligt valt er een mengsel van regen en sneeuw, de kleinere vlokjes zijn dan al gesmolten. Als de natteboltemperatuur nergens hoger dan 0 graden is valt er sneeuw. In erg droge lucht kan het daarom bij een luchttemperatuur van enkele graden boven nul sneeuwen. Wanneer de warme laag bij de grond niet erg dik is of wanneer er veel neerslag valt, kan aan de warme laag zoveel warmte worden onttrokken dat de regen in sneeuw overgaat.

 

IJzelIJzel en ijsregen
Het komt soms voor dat de nattetemperatuur in een laag nabij het aardoppervlak beneden nul ligt, terwijl in een laag erboven deze boven nul ligt. Dit komt soms voor bij het binnendringen van zachte lucht na een vorstperiode, de zachte lucht schuift aanvankelijk over de koude lucht heen. Wanneer de warme laag erg dik is, smelt de sneeuw volledig tot regen. De regendruppels raakt vervolgens in de koude laag onderkoeld.

Dat wil zeggen dat het water een temperatuur onder nul krijgt zonder te bevriezen. Wanneer deze druppels de grond of voorwerpen raken, bevriezen ze echter snel, zeker wanneer de grond zelf ook nog erg koud is. Dit noemen we ijzel.

IJzel vormt een doorzichtige ijslaag op alles waar de regen mee in aanraking komt. Straten veranderen in ijsbanen en takken worden bedekt met een laagje ijs. Wanneer er veel neerslag valt kunnen electriciteitsleidingen, takken en zelfs hele bomen onder de last van het ijs bezwijken. Wanneer de sneeuw niet geheel smelt bevriest ze weer in de koude laag.

Dan valt er bevroren regen, het lijkt op hagel. Als je er overheen loopt kraakt het een beetje. Soms vallen ijzel, sneeuw en ijsregen tegelijk! IJsregen kan ook gemengd met regen vallen. Dit gebeurt wanneer de koude laag niet helemaal totaan de grond reikt.

 

IJzelWaar en wanneer komt ijzel voor?
In Nederland kan het van november tot en met half maart voorkomen. Gemiddeld komt het in Nederland op enkele (2-5) dagen per jaar voor. Meestal komt het aan het einde van een vorstperiode, zelden aan het begin. Soms wordt ijzel voorafgegaan door sneeuw of ijsregen.

In het noordoosten van de VS en het zuidoosten van Canada ijzelt het vaker dan in Nederland.
In het laagland ijzelt het vaker dan in de bergen: In de bergen dringt de warme lucht eerder door, de koude lucht stagneert in het laagland. Meestal gaat ijzel na enige tijd over in regen.
IJzel kan ook weer in ijsregen of sneeuw overgaan. Dit kan wanneer de warme laag door verdamping of aanvoer van koudere lucht weer verdwijnt.

 

Bijzonderheden:
- Tijdens een vorstperiode kan de gevormde ijsafzetting dagen in stand blijven. Dit was o.a in januari 1979, maart 1987 en rond de jaarwisseling van1995/1996 het geval.
- IJzel kan zich afzetten op vliegtuigen, op de grond en tijdens de vlucht. Het vormt daarom een groot gevaar voor de luchtvaart.
- Zelfs vogels kunnen “neerstorten” tijdens ijzel.
- IJzel komt vrijwel nooit voor tijdens buien.
- Gladheid door bevriezing of opvriezing (warme regen of bevroren grond) kan makkelijk worden verward met ijzel.

 

Auteur: Adrie Huiskamp
Foto's Karin Broekhuijsen

 

 

 

12-02-2013 | Achtergrond_A_Z | 272
© 2024 Vereniging voor Weerkunde en Klimatologie